Nieuwsbrief RUG - 20 november 2007- Promotie Arie Eikelboom 
             Johann  Sebastian Bach componeerde om God te eren 
               
  Albert Schweitzers  karakterisering van het motet Jesu, meine Freude van Johann Sebastian  Bach als een ‘Preek over leven en dood’ blijkt adequaat te zijn; Bach liet zich  bij zijn wijze van componeren sterk inspireren door zijn theologische  opvattingen. Theologische inhoud was voor hem belangrijker dan bijvoorbeeld  esthetiek of symmetrie. Bach componeerde om God te eren en de mens te  onderwijzen. Dat is de conclusie van Arie Eikelboom die het motet diepgaand onderzocht op  zijn muzikale aspecten.   
            Een motet is  een meerstemmige vocale compositie, waarin een bijbeltekst soms in combinatie  met een koraal is getoonzet. In het geval van Jesu, meine Freude BWV 227  gaat het om een piëtistische tekst van Johann Franck in combinatie met enkele  verzen uit het bijbelboek Romeinen. De twee teksten hebben een overeenkomstige  opbouw; het eerste gedeelte heeft betrekking op het aardse bestaan en het slot  is eschatologisch van karakter, waarbij de centrale positie van Jesus wordt  benadrukt bij de verlossing van de gelovige. Bij de structuur van het motet  blijken de tekst en de eschatologische climax daarin bepalend te zijn geweest  voor Bachs keuze van maatsoort, toonsoort en toedeling van het stemmenaantal.  Het streven naar symmetrie lijkt wel een rol te hebben gespeeld, maar was voor  Bach minder belangrijk dan tekstuele overwegingen.  
              Bach en Luther  
              Bach stond wat  betreft zijn muziekopvattingen in de traditie van Luther. Volgens Luther was de  bijbel een inspiratiebron voor het geloof, maar om dat te kunnen zijn was het  noodzakelijk de bijbeltekst in combinatie met muziek tot leven te brengen.  Muziek was in deze visie van wezenlijk belang bij het opwekken en in stand  houden van het geloof. Hoogstwaarschijnlijk componeerde Bach het motet als  leer- en oefenstuk voor de jongens van de Thomasschule in Leipzig waar  hij vanaf 1723 als kantor werkzaam was. Bach kon met dit werk de kern van de  lutherse theologie en de verbondenheid tussen muziek en tekst aan de  koorzangers duidelijk maken.  
              Bach indertijd ouderwets  
              In de tijd dat  Bach in Leipzig werkte, veranderde de muziekopvatting van waaruit hij werkte  al. Bach volgde die verandering niet en werd daarom als een ouderwets componist  beschouwd. Het negatieve oordeel betrof vooral zijn vocale composities. De  manier waarop Bach intervallen, harmonie, metriek en ritmiek in dienst van de  tekst stelde, werd niet meer begrepen en als te gecompliceerd en overdadig  ervaren. Hoewel de waardering van Bachs composities vanaf het midden van de 19e  eeuw is toegenomen, blijkt uit Eikelbooms studie dat ze alleen maar goed te  begrijpen zijn als bij de interpretatie wordt uitgegaan van de muziekopvatting  en de theologie waarin Bach opgroeide. 
             |